Maria-liederen – V Het wonder

Neen, ze kon hem niet voor goed verlaten,
En als hij door de overvolle straten
Van de steden dwaalde, ging zij mee.
Maar zij wilde slechts haar kind beminnen,
En ze diende hem met haar vriendinnen,
Zij voorkwamen zijn bevel en beê.
Dan doorgloeide haar het heet verlangen
Hem alleen te hebben en te omvangen
En ze smeekte: kom tot moeder weer!
Maar aan ’t vreemde staren van zijn oogen
Zag ze, hoe zij beiden zich bedrogen:
Want zij had geen zoon, en hij geen moeder meer.
En toen zij ter hooge bruiloftszale
Van zijn goedheid en zijn macht verhaalde,
Deed hij wat zij donker had vermoed.
Toen de bekers waren ingeschonken
Schrikte zij terug: zij beiden dronken
Afscheid met hun eigen hartebloed.