Alles had hij voor het volk gegeven,
Maar zij wilden aandeel aan zijn leven
En zij voerden hem als koning om.
En hij reed over hun statiekleeden.
Vroeger trad hij haar deemoedigheden,
En wat werd háár nietig eigendom?
En zij hadden hem geheel genomen.
Van zijn hoofdhaar tot des mantels zoomen
Deelden hunne blikken hem als buit.
Handen werden naar hem opgeheven,
En zij dacht: hij zou als vogel zweven
Boven hun verhitte hoofden uit.
Maar hij reed bedroefd en zeer gebogen
En het warlend volk was voor zijn oogen
Als een scherpe rook….hij hief zijn stem,
En Johannes wenkte: zij moest komen.
Doch zij weifelde….en onder stroomen
Tranen snikte hij: Jeruzalem!