Memlinck

De weeldrigheid van werelds hooggetijden
Gleed als een glimlach langs zijn kalm gemoed.
Er rees geen oproer in zijn kuische bloed.
Hij was gelukkig in devoot verbeiden.

Tot Gij verscheent, om nooit van hem te scheiden!
‘Gebenedijde Moeder, wees gegroet!
Uw zuivre blijdschap geeft mij hoogen moed!
Verwezen ween ‘k om uw gelaten lijden !”

Hij zag aandachtig op; was hij alleen?
Er vloot een glans om alle dingen heen,
Zoodat zijn handen zich tot werken hieven.

In Haar gelaat, teeder en koel van lijn,
Dauwig omhuiverd van een zilvren schijn,
Schilderde hij ziels goddelijk verlieven.