Moeder

Het hart van Moeder kan ons nooit ontsterven,
Want ’t is ontfermend als Gods grote hart.
Hóe men haar liefde wonde en treitrend tart,
Ze ontvangt vergevend na het woeste zwerven.

En geen verwijten, want het vuns bederven
Van ziel en ogen is opeens gestuit.
Zij bad voor ons en mocht, armzaalge buit,
Ons, worstlend met haar God, terugverwerven.

Moeder, mijn Moeder, o hoe váák zal ik
Nog tot de vrede komen van uw woord,
Dieper ellendig dan uw hart vermoedt?
Met geen gebaar, geen blikken en geen snik
Durf ik verraden want mijn hart vermoordt…
En dit is vreeslijk, want Gij zijt zó goed!…