Kalm verdeinen de motieven
Van den statig stillen dans.
Gracieus gaan de gelieven
Door den klaren avondglans.
Na ’t adieu zweeft ieders ijver
Naar een nieuw ontmoeten heen.
Even, tusschen maan en vijver,
Staan hun schaduwen alleen.
Even … en hun open zwijgen,
Aan hun glimlach nauw verwant,
Vloeit te zamen; vluchtig hijgen
Warme lippen langs een hand.
En als zij den dans ontstijgen,
Staat hun wezen laai in brand.