Pharao

Volkeren hebben zich ontzet gebogen.
Ik nam hun vleesch en bloed, hun moeilijk weenen,
Om aan mijn naam den donkren glans te leenen
Die sloeg uit hun gebroken woedende oogen.

Mijn groote dood werd langzaam opgetogen
Door hun klein sterven, als muurvaste steenen
Stapelde ik hun angsten om mij henen,
En stierf als zij, maar sterk en onbewogen.

Schennende handen van hun vuige zonen
Braken het graf der heilge pharaonen,
Scheurden de wa van hun verdorde leest.

Niets kan de glorie van mijn mummie storen.
Zij staat zoo stil en zeker als te voren
Onder den zwaren bouw van mijnen geest.