Wat geef ik om uw liefde! ’t is voorbij…
Het smachten en het bittere verlangen,
Het heimelijke beven en de bange
Verrukkingen zijn nimmermeer voor mij.
Ik zie u lachend langs mij henen gaan,
En voel geen zweem van weemoed of begeeren.
Mijn hart is wenscheloos na veel ontberen.
Ik zie u koel, gelijk een vreemde, aan.
Maar gij, die onverschillig hebt versmaad
En toch mijn arme liefde aangenomen:
Mijn blikken, mijn verlangen en mijn droomen,
Hoe zult gij leven zonder liefdes baat?
Mijn hart, dat om uw liefde niet wil geven,
Krimpt samen om uw troostelooze leven.