Weten

Ik weet nu, wat ik had vermoed.
Dat ieder hunkert naar zijn droom.
Wij zijn niet wijs, wij zijn niet vroom,
Wij leven buiten slecht en goed.

Zoodra wij minnen, en bemind
Zijn, laat de liefde haar gordijn
Neêr tusschen ons en onzen schijn,
En voor de wereld ziende blind

Beleven wij het paradijs.
O wanhoop, nauwelijks ontstaan,
Moet het door ons tegronde gaan.
Wij zijn niet vroom, wij zijn niet wijs.