Wie kan Hem meer dan ik beminnen, Die enkel van Zijn liefde leef! Hij doet mij al Zijn rijkdom winnen, Schoon ik Hem weinig wedergeef. Hij heeft mij tot Zijn zoon genomen, Toen ik verloren doolde. ,,Kom!” Toen ik zijn
Auteur: Helma
De edelknaap
Hij is te jong en teêr om drang of drift te kennen, Zij oogen zijn nog pril, zijn mond is zoet en zacht. Zijn kleine hand kan, fier, zijn paardje mennen, Te toomen ’s levens ros, mist hij de stoere
De jonge herder
Zijn jonge leden loom in ’t hooge gras gelegen, Staart hij den hemel toe, een glimlach om den mond, Terwijl zijn rechterhand, in onbewust bewegen, De kroeze haren streelt des ruigen herdershond. Die, immer waaksch gezel, richt zich, met nijdig