Categorie: Nalezing VII
Brussel II
Het Museum Ik ging de blijde beelden langs, de ranke Marmeren knapen glanzende van leven Met stil lachtende lippen, leenge flanken, Die ’t driftig sidderen in trager beven Verrillen lieten, tippend op de teenen, Heupwiegend op een hooggewreefde voet, Op
Brussel I
Groote Markt Gul en kunstzinnig is het volk geweest, Statig van bouw en prachtig blauw van oogen, Die gretig-wijd het gouden zonlicht zogen, Geestig van zin en zinnelijke van geest Hun huizen zijn als vrouwen op een feest, Voornaam en
Tsjaikofski’s symphonic pathetique en Van der Weyden’s Philippe de Croy
Ter herinnering aan Maandagavond 4 Oct. 1926 De zaal lag schemerig en heet En het publiek hijgde als een dier, Dat sterven vreest, en, vreezend, schier Het moeizaam ademen vergeet. Want als een oerbegin van leed en vreemde onbegrepenheid Steekt
Lees meer Tsjaikofski’s symphonic pathetique en Van der Weyden’s Philippe de Croy
Ik mat van dag en nacht…
Ik mat van dag en nacht Het licht en donker laken, Een luttle spanne langs Der eeuwigheden el. En vroeg: wat moet ik van Dit snipperlapje maken? ‘Uw altoosdurend kleed,’ Sprak Hij, ‘en maak het wel.’
De tamme tuindistel
Hier zal ik welig wassen, En iedereen verrassen Met uitgewaaiden kam, Heet als een vlam. Een keizer in het purper, Zal ik zons wijnen slurpen; De lekkernij van ’t kruid Valt mij ten buit. Het koninkrijk der rozen Heeft uit,