Brussel II

Het Museum Ik ging de blijde beelden langs, de ranke Marmeren knapen glanzende van leven Met stil lachtende lippen, leenge flanken, Die ’t driftig sidderen in trager beven Verrillen lieten, tippend op de teenen, Heupwiegend op een hooggewreefde voet, Op

Brussel I

Groote Markt Gul en kunstzinnig is het volk geweest, Statig van bouw en prachtig blauw van oogen, Die gretig-wijd het gouden zonlicht zogen, Geestig van zin en zinnelijke van geest Hun huizen zijn als vrouwen op een feest, Voornaam en