Boeddha

Rond u is hunkeren en vasten, En aan de grenzen van uw vreê Hoort Gij het bidden der belasten Vermurmelen gelijk een zee. Uw handen kunnen niet meer tasten En niets omvatten, en gedwee Laat gij uw oogen zich vergasten

Papaver

Haar wortels hebben met beleid Zich omgewend en heengebogen, Tot ze uit de duistre stroomen zogen Van slaap en droom en doodlijkheid. Jeugds lieflijke sereniteit Rees bleekgroen in de nuchtre beemden En welkte, maar de hooge, vreemde Droom pronkte in