Aan de stilte

Die de Moeder zijt der ongetroosten, Geen, die eenzaam is, alleenig laat, Uw gelaat verteedert voor de bloôsten, Stelt uw goedheid tegen hunnen haat, Of zij u niet kennen, noch beminnen, Eigenwillig zelf zich troost verzinnen, Hen toch nooit verlaat;

Herfst

Er is een geur in de wereld gekomen, Die er vroeger niet was. Zieker dan ’t rieken van welke boomen En rottend gras. Alles is van een vreemd bederf Licht aangestoken. In liefste dingen is het versterf Sterkst uitgebroken. Overal

De zoeker

Mijn zoekend zwerven werd slechts dwalen. Voor , zoeken is mijn ziel te mat. De diep-ontroerende verhalen Van liefdes land en lichte zalen Hoorde ik in aller menschen talen, Maar ieder wees mij ander pad. Ik ging elks weg; terzelfder

Madonna

Liefde is haar nog niet genaderd. Nog vloeit er geen warm verlangen Door den stroom van haar gebed, En haar sâamgevouwen handen Duiden willige overgave, Maar geen vragen: kom tot mij. Doch Gods liefde is rondom haar. In de ijle