Altijd verdoold van zinnen, Zo komt men op de baan. ’t Is steeds weer: bloed en minne, En doof zijn voor vermaan. Heere Jezus, zie ons aan. Laat ons den wedloop winnen. Wij aarzlen te beginnen Want t moet recht
Auteur: Helma
Ruiter, paard en hond
De eene begeleidt, de andre draagt mij.Tot mijn genoegen en in zwaren strijd. Dit zijn bevredigingen en dit plaagt mij, Want zij zijn roekloos aan mijn dienst gewijd. Het paard! (ik voel mijn snelheid vertienvoudigen).Dat man en lans, die mij
De zusters
Op kousen loopen ze over de plavuizen Hier heerscht de stilte en is het schemerachtig Altijd; de zon is voor hen veel te machtig. Zij zijn twee uitgedroogde witte muizen. Er wordt gebeld; zij staan kibblend te fluistren, Wier beurt
Liedje
Dat dit tussen ons kan zijn, Deze liefde (druppel wijn In een glas klaar water glijdend, Zich oplossende verbreidend), Deze suizelend gedempte Fluistrend ademende stem te Horen in gedachte en bloed, Dat is goed.
De jonge Zeeuw
Hij is een boer, maar hij is mooi. In al zijn jeugdige ouderwetsheid Is er geen zweem van vaag- of fletsheid, Want alles is van t best allooi: Het zwarte pak, de zwarte hoed, Zijn gouden haar en gouden knopen,
De rozelaar
Deze kleine rozelaar, O wat geeft hij zich een moeite Om tot zijnen eersten bloei te Komen, o wat valt het zwaar Deze prachtig perlemoeren Blaadjes, fulpen en ovaal, Uit te vouwen, om te voeren Tot een ronde roode schaal,
Doodenklacht
Toen uw paard steigerde, jongeling Dwongen uw sterke dijen Het terug in den draf, de vrije Galop die ten doode ging. Toen het ros den god ontweek, Waart gij het, overmoedige, Die glimlachend keek In de oogen van den bloedige.
Het meisje
Egyptische grafschildering Zij is een nauw ontloken lotos, Maar veel hulplozer en droever. Zij is als een smalle boot, los Van de nog nabije oever. Zij is niets dan een kleine leegte In dit boordevol heelal, Want zij smachtte, maar
Blinde harpspeler
Egyptische grafschildering Gij, die in het licht zijt, kunt u Kiezen, wat gij wenscht en wilt, Want de gunst van God vergunt u Een begeeren ongestild. Maar in mij is alles eenzaam, Want in deze hooge nacht, Waardoor blauwe bliksems
Egyptisch damesportret
2e eeuw na Christus Is zij de moeder of een oudre zuster Van den jonge die dik en goedig is? Zij is veel spitser en zelfbewuster; Niet dat ze afwerend of hoogmoedig is, Want in haar smal en fraai ovaal