Rustig ziet hij ’t groote leven komen, Want zijn jong en argeloos gemoed Voelt de gisting nog niet van het bloed, Als het voorjaar opstuwt in de boomen. Hij geniet de wereld zonder schromen. Elke dag geeft vreugde in overvloed.
Categorie: Het Heilig Licht
De veertienjarige
Dit is een jaar van groot geluk geweest. Zijn oogen, die de wereld zacht bestaarden, Leerden het schoone flikkeren van zwaarden, Wier snelle scherpte men, ook tartend, vreest. Gelouterd werd het aarzelend geluid Dat in zijn stem zoo zoet en
De vijftienjarige
Wijl hij niet achtloos is voorbijgegaan Aan ’t kwaad, als waardlooze onverschilligheden, Maar dapper heeft geleden en gestreden En als een held in ’t harnas heeft gestaan, Bleef hij nog onbedorven van gemoed, Heerscht over de bekoring zijner driften; Durft
De dahlia
Ge onthield mij zeem en zoeten geur. Dat ik niet zou verbittren, Gaaft Gij mij velerhande kleur: ‘k Mag schittren. De bleeke en diepe gouden pracht Waarin de herfst kan bloeien, Staat dagenlang in mijne macht: ‘k Mag gloeien. O
In de oude stad
Uw gouden oogen in de grijze stad Gaven een glans aan overoude dingen. Zij kwamen ons zoo klaar en gaaf omringen Als kindren na het koele morgenbad. Hoofden wendden zich naar u om, een vlam Sloeg plotsling op in duistere
De jonge zeeman II
Hij kent de zee en haar vervaarlijk stroomen, ’t Zwermen der sterke sterren door de lucht, En is zeer voor de zilvren maan beducht, Wier stille macht de vloeden hoog doet komen In de eindeloosheid zijner heldre droomen Is heel
De lischdodde
In stemmig bruin gekleed Sta ik recht tusschen ’t breed Gedruisch der harde bladren. Zij zwatelen in ’t licht Dat ik met stil gezicht Mijn duister hart voel nadren. Al schijn ik streng en strak, Onstuimig bonst, of ’t brak,
Berouw
U heb ik ’t eerst en meest bemind, Al dacht ik dikwijls U te haten. Gij troost mij, nu ik ben verlaten, Voor al mijn dwaze driften blind. Ik heb in wrevel U geweerd. Gij komt in weedom mij omvangen.
De sneeuw
Het wonder zien de zuiveren van oogen. Het is rondom hen, en zij schrikken niet, Zij weten, ’t is alleen voor hen geschied. Zij zien het, en zij zullen ’t tasten mogen. Zoo, nu de heele wereld welig stil Onder
Hoogtijden – I Kerstnacht
Wij weten wel, dat Gij geboren zijt, En hulploos in een kribbe ligt en schreit; En toch, wij gaan met aarzelende voeten, U te begroeten. Wij schrokken huivrend op: dit is Uw nacht! Ons luchtig hart had niet op U