Kyrie

De bloemen dringen om U samen: De rozen koninklijk en rein In roode zijde en wit satijn, Edel van stam en hoog van namen; In geur van meidoorn en seringen Der duizendschoonen stijve rij; En wereldsch in bruingouden pij De

Gloria

Nu is de lucht zoo teeder en groen Als ’t ritselen der vroege lente. Knapen plantten hun blanke tenten In schaduw van het forsch plantsoen Nu, na den lang genoten dag, Liggen ze stil omhoog te staren Enzien de sterren

Credo

Uw handen lieten ‘t leven stuiven Gelijk een bloem het gulden meel. En kinderen ontloken, heel Zijig en roze als duiven. Zij moeten langs Uw licht verschuiven Gelijk het schaduwend gespeel Van vingeren, en aller deel Is, dat de dood

Sanctus

Gij hebt de geselende regen Gedreven door het dorrend lof. Tot vaste vloet ligt ’t mulle stof Gebonden langs de hete wegen. Een vogel, uit zijn vleugelveren Klappert een kleine zilverbui, Verschikt zijn natte halskraag lui, En fluit verwonderd een

Benedictus

Gezegend, die de rozen doet Onder Uw lach ontluiken Aan de verbolgen struiken In glans van sneeuw en bloed. Gezegend, die de vogels hoedt, En lokt een schuwen zinger Heel teeder op Uw vinger, En wekt het nestend broed. Gezegend,