Het feest

De lentenevels stijgen uit de vijvers. De schaduwen van riet en boonren groeien. Schaduw en nevel worden tot een wade, De nacht bedekt den hemel voor ons oog. Mijn vriend heeft aan een vrouw voor jaren Trouw en verbintenis beloofd,

Pauwen

Een witte pauw pikt uit een roomen schotel, Een wijfje, en drie pauwen paradeeren Met uitgezette purpergroene staarten. Elk vaagde ’t derde deel der hemelsterren En hing ze als godenoogen in zijn pronk. Samen omringen zij haar teere witheid Gelijk

Slaapsteê

Gij waant dat ge in een voddenkelder komt, Waar dingen, die zelfs op de vlooienmarkte Geen waarde hebben, werden saamgeharkt En walmende verrotten … en verstomt. Hier staart een oog u aan, een blauw juwewel, Dat, in een bloedigrooden rand