Ik ben tot aan den grooten muur gereden. Ik sprong uit ’t zadel en beklom den muur. De meterdikke treden zijn vervallen. De vogels nestlen in de wijde naden. Het wilde vee vindt bovenop zijn weide. Hoe bar ligt buiten
Tag: gedicht aanwezig
Begrafenis
Hij is bepaald heel net gekist: gekleed kostuum; op mat fluweel doet dat heel goed, ’t is rijk en eêl. Wat zou hij trots zijn als hij ’t wist. Het glas heeft een geslepen rand. De schuif is van licht
Landelijke zaterdagavond
Alles is vrij, de dingen zijn gaan slapen. Werktuigen, van het zweet der handen nat, Zijn eindelijk weer drooggepoetst en glad. En menschen rekken zich lui uit en gapen. De jongens zwemmen naakt en zonverbrand. De moeders zitten breiend langs
Woorden
Men weet niet hoe dit is, dat woorden Toekomen en zij zijn bereid Om de geruchten die zij hoorden Daad te doen zijn en werklijkheid. Zij hebben zich stil volgezogen En zijn als vogels opgevlogen En rusten op het vers
Op de fiets
2/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Een lange weg, wit in het zonnelicht. Een huisje, in dopen deur een grooten hond; Een pleintje, jongens, rollend langs den grond; Een man, die toekijkt, pret op t rood gezicht. In t
Dood
Zij was mijn wieg, ik werd haar graf. Mijn wezen is uit haar begonnen. Ik werd een van de nieuwe zonnen Die ze uitstiet, en zij weerde ze af Wanneer ze dreigden toe te storten Op haar verdooven, en zij
Boerenfeestmaal
Het is november en wij eten Nu van ons vetgemeste zwijn: De grote hammen en het klein Gesneden spek, en, niet vergeten, De lever en de fijne nieren, De dikke kronkelige worst; Het is wat zwaar en geeft ons dorst,
De veroordeelde
Ik zit in een subliem vertrek,Geraffineerd verzorgd, alleen.Mijn ruwe stoppelbaard verdweenEn uitgeschoren is mijn nek. ‘k Had een diner met koffie na,Uitstekend was de cigaret.Maar toch iets bitters heeft de pretNu ‘k spoedig uit dit leven ga. Het nieuwe hemd
Het album
Ik werd zeer treurig, toen ik hen bezag, Deze gedenkbladen van uw jong leven. Jeugd is ons slechts een oogenblik gegeven. Het is voorbij, er heerscht een andre dag. Toch hebben zij nog over mij gezag. Jeugd is zoo argeloos
Heimwee
3/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode t Smal wegje slingert vreemd door t korenland; t Rood van een klaproos toont zich hier en daar; Een eenzaam paartje wandelt en haar hand Rust op zijn arm. Nu ziet hij enkel