Beangstigend jaagt de tijd voorbij. Reeds oversteeg ik levens top. Hoe moeizaam was de klim bergop, Hoe rèn ik neêr naar doods vaIIei. En nu, op deze groene wei, Vergunt Gij rust en oponthoud. Vergeef mij al wat Gij niet
Categorie: De Levensgift
Het schrift
Mag men bekennen dat men mint En zijn gevoelen, denken, daden, Uitstrooien als bevliesde zaden, En hopen, dat een gunstige wind Hen naar het veilig hart zal dragen Dat open ligt en toebereid? En na een koesterende tijd Hen groeiend
Motto – oud minneliedje
Elisabeth Barrett aan Robert Browning Ik heb u lief van hoofd tot voeten, Zoete, zoete! Ach, dat wij scheiden moeten. Scheiden maakt mij den hemel rijk. Hoe doe ik boete?: ‘k Blijf liever bij u in dit aardsche rijk. ———-
Onder liefdes heerschappij
Liefde kent geen barmhartigheid. Zij twist met ons om ’t daaglijksch brood. Zij is het die ons rauw verstoot En op de markt kastijdt. Zij heerscht verbeten als de dood. Wien zij gevangen heeft geleid, Wordt enkel tot het graf
Liefdes regiment
Liefde verdrukt in eenzaamheid De zeer heldhaftigen van geest. De heiligsten bekoort zij ’t meest Door haar gekwetste majesteit. Hoogen en lagen altezaâm, Zij ondergraaft hun eer en huis. Zij nagelt naakt hen aan het kruis En maakt een scheldwoord
Onweder
Het dondert, en Gods vuur slaat in. Nu is mijn hart voorgoed gezengd. Geen regen die verkwikking brengt Aan dit dor land, uw strenge min Heeft het verheffend gekastijd. Harts hoogland werd zoo dood en schoon Dat het alléén de
De engel
Ik riep hem, en mijn engel kwam. Hij had op mijn geroep gewacht. Hij stond gereed, en hij volbracht ’t Bevel dat hij van God vernam: ‘Weer af, vaI aan, àl wat er schaadt En ’t zingen dezer ziel verwart.
De adelaar
O wonder uit den ouden tijd! De adelaar, vorst van lucht en land, Werd duif, die zaad pikt uit de hand En in een kooi zijn dagen slijt. Maar aIs zijn lot mijn liefde ontroert, Bedekt mij plots zijn breede
De ring
Gij gaaft den gladden gouden ring Met den zeskantigen diamant. Dit is de regenbogenbrand Gebonden in wit licht; ‘k ontving ’t Symbool van hemels heiliging, Die aardsch beminnen witter maakt Dan sneeuw, hoe fel en rood zij blaakt. En ‘k
Het verbond
Deze mildheid, dit bewogen wezen en toch zoo gerust. Dat de deernis uwer oogen Alle opstandigheid en lust Van mijn hart heeft uitgewezen. Deze onwrikbaar ware mond, Die geen aarzeling of vreezen Kent, heeft ziels en bloeds verbond Uitgesproken en