Ik vloek de goden, want ik heb geen zonen. Mannen verheugen zich in ’t eeuwig leven Van hun geslacht en hopen weer te keeren Al is ’t na duizend of tienduizend haren In ’t manlijk lichaam eens nakomelings. De hemelheeren
Tag: gedicht aanwezig
Het dienstmeisje
Voor haar is iedere dag een raam, Dat zij afspoelen moet en zeemen. Maar soms is er een, blind als veemen, Dat haar verschrikt, en zonder naam. Dan denkt zij aan haar vrijen avond, De vreugd van dans en bioscoop,
Egyptisch damesportret
2e eeuw na Christus Is zij de moeder of een oudre zuster Van den jonge die dik en goedig is? Zij is veel spitser en zelfbewuster; Niet dat ze afwerend of hoogmoedig is, Want in haar smal en fraai ovaal
Nuttige raad
Ja, Pieterse en Jansen waren krukken, Bezaten nog geen luis om dood te drukken, En hoor nu eens hoe ver hun namen stinken En hoor hoe lekker hun rijksdaalders klinken. Ze zijn zooveel als eerste aandeelhouwers Der Maatschapp van Mars-
Lied!
6/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Wij menschen, kindren van het heden, Juichen den toekomst tegemoet. Wij zien naar verre en vertreden De roos, die geurt aan onzen voet. Ach, konden we ons als kindren geven Aan zomerdag en
Haat
De priesters hebben mij altoos gehaat Omdat ik orthodoxer ben dan zij, En geen papiergeld plak op godgezichten, Om omgekocht stom, doof en blind te zijn. Ik voeg mij naar ’t onwankelbaar beschikte. De goden heerschen en wij moeten bukken.
De gek
’t Is, of ‘k al verder van mijzelven dwaal. Ik zit in ’t middelpunt van een spiraal, Die uitzet als een wijde hoepelrok, En vastgemaakt aan een baleinestok, ‘k Word weggecirkeld, en ik lach mij krom, Ik draai vanzelven tot
Blinde harpspeler
Egyptische grafschildering Gij, die in het licht zijt, kunt u Kiezen, wat gij wenscht en wilt, Want de gunst van God vergunt u Een begeeren ongestild. Maar in mij is alles eenzaam, Want in deze hooge nacht, Waardoor blauwe bliksems
De brief van den doode
J.K. van Eerbeek † Soms vindt met in de straten van oud Rome Een sarcophaag, een doodkist, waar de buis Der waterleiding mondt als in een sluis, En waar de kinderen stil drinken komen. Zoo is het met je brief,
Stil zijn
7/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Golf heen en weder, gouden korenmeer; Versmelt u, zonnegoud, met t goud der aren; Zucht, zomerwind, uw zangen door de blaâren; Fladdrende vlinder, daal in bloemen neer. Huw, stilte, u aan beweging. Werk,