Uw ernstige oogen mild op mij gericht, Gaat gij soms zengend aan mijn hart voorbij. En duizelingen wirrelen in mij Tot heel mijn zwakke wezen is ontwricht. Het is of ik uit wit verblindend licht Door gouden schemeringen langzaam glij
Categorie: Het Kostbaar Bloed
Avonden
Wonderlijke avonden, ’t is of de wereld Een oogenblik zijn gonzend wentlen stilt. En als een roos met witte dauw bepereld, Zachtjes bewegend in Gods handen trilt. ’t Geluid dat lang verrimpelde verrilt. Er is alleen wat geur die opwaarts
October
October met uw donkerblauwe dagen, Uw koesterende warmte en koelend licht. t Hart kan uw heerlijkheid haast niet dragen. Gij zijt té schoon voor ons verweend gezicht. O, tranen kunnen onze ziel niet zuivren, Zij maken ons ellendig en zo
Venezia
t Was avond toen wij in een gondel gleden Diep weggezonken in het zwart sameet De lucht leek als een wazig zilverkleed En t water lag vol vage kostbaarheden. Wij luisterden: koel murmelde t beneden, En langs de piazetta zoel
Genadegift
Dit is het bitterste: als ’s begint te dagen En ’t hart krampt van de vreeselijke pijn! Als doffe bonzingen en ’t snelle jagen van ’t bloed ’t dan springend en dan stil doet zijn. Dan schicht het leven met
Kermesse d’été
Een dag van dwaasheid; waren wij niet jong? De kermis belde ’t rasse bloed ten dans. Fel als een vaardig weggeworpen lans, Kaatste de voet den vloer en veerde en sprong. De liefde lokte en de liefde dong. Oogen duizelden
Geluk
Nu zal ik voor altijd gelukkig zijn En zinnend door de luide wereld zwerven. Wat is het leven zoet, en ach, te sterven Van u bemind, heeft nog een lichten schijn. Boven ons brandt de zon den hemel rein En
Egoïsme
Wat is het ons of werelden vergaan En als dun stof door ’t wijd heelal verstuiven, Of zonnestelsels door elkander schuiven. Wij zien, gerust, dezelfde sterren staan. Wij voelen even de adem angstig gaan, Als ons de pauwestaart komt overhuiven
Kerstliedje
Wij vieren uw geboortefeest Met blijdschap, maar onze arme geest Ziet daar met schrik, en niet te bannen, Uw kruis zich aan den hemel spannen. Ach ’t eerste en ’t laatste, dat Gij kent, Is koude en jammerlijke ellend. Uw
De seringen
Deze geuren zijn zoo week als ’t streelen Van een hand door zijïg zachte haren. O hun vleiïng die het bloed met zware Slagen door de vingeren doet spelen En dan zachtjes tempert tot bedaren. En een vreemde droefheid glijdt