periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
3-1-1931
VG-pagina:
940
Weest vruchtbaar, zeidet Gij; en onder alle volken Was 't onze snel en stipt gehoorzaam aan Uw woord. Wij daalden ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
12-2-1932
VG-pagina:
956
Hij nam maar weinig van de schalen, En reikte zelden naar zijn glas, En wist hun schuwe vreugd wel dwalen ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
972
Zij is' een fluitend vonkje vuur Recht uit een fellen brand gevlogen, Een nietigheid met groot vermogen, Want zij verkoopt ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
5-7-1928
VG-pagina:
925
Houd onze hand omklemmend vast, En duld ons aarzelen en wikken, De tranen en de schuwe snikken. Gij weet dat ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
6-1-1931
VG-pagina:
941
Hij was de heele wereld doorgetrokken, Had op zijn crucifix en zwaard geleefd En bouwde een but van zoden en ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
20-7-1932
VG-pagina:
957
Het schittrend hof was maar een achtergrond, En zijn geweldigen werden coulissen, Die achter zijn snel koninklijk beslissen Tezamen schoven, ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
973
Hoe schoon begon de reis vanmorgen. De wegen waren koel van dauw. Maar God heeft straks den wind verborgen. De ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
25-11-1926
VG-pagina:
907
Pleegt gij nog onverdroten De zoete jokkernij Slaap lokken en verstooien? En blijft gij waaksch en blij? Zal dit gestadig ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
5-7-1928
VG-pagina:
926
Wij zweren dat we Uw vendel zijn, Geschaard om de gewijde vanen, Wier purperen en blanke banen Weerlichten in de ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
9-1-1931
VG-pagina:
942
Hij huiverde; toen hij gebeden had En weder door de droge beek wou gaan, Zag hij een Engel vliegen langs ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
A 1930/1931
VG-pagina:
958
Het eerst ontnam hij hen het vaderland, En loog dat zij de wereld wederkregen. En listig ving hij in zijn ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
974
Zij hebben in hun strooien hutten, Gedreven door ontembren vlijt, Een schat vergaard, niet uit te putten Door nooddruft noch ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
18-7-1926
VG-pagina:
908
Die zondes brand bestrijdt met vuur En menschenharten en natuur, Wat leeft van U gescheiden, Wilt zaligen door lijden, Och ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
21-7-1932
VG-pagina:
927
De slaap ontwijkt in deze lichte tijden. De schemering verdiept tot donkerblauw, En vóór dit zwart wordt, komt het morgengrauw ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
12-1-1931
VG-pagina:
943
Zij vreesden allen hem, en zij ontweken Den oude, die hen met zijn handen zag, En wisten, dat zijn weten ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
A 1930/1931
VG-pagina:
959
Zijn oorsprong had hij in het volk Dat donker als een donderwolk Tezamen dromde en dreigend morde. Toen vormde hij ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
975
In 't bosch, alleen, en soms in kringen, Verschijnt dit zonderling geslacht, Zoo onverwacht als mijmeringen En droomen van geluk ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
5-4-1927
VG-pagina:
909
Ik kan den last niet langer dragen En snik, wat ik te zwijgen zocht Ik heb, gij hoeft niet langer ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
29-7-1931
VG-pagina:
928
Misschien is er in ieder leven, Na lang verdriet en hard gericht, Toch nog een klein geluk gebleven Bloemen en ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
9/10-1-1931
VG-pagina:
944
Zijn bronzen lichaam blonk in zonneschijn. Op 't water blonk zijn beeld spieglend gebroken. En in die spiegeling is hij ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
4-8-1931
VG-pagina:
960
Hij dacht: gedoopt, ben ik een zondelooze, Een nieuwe man, geneigd tot vrede en rust, Die needrig 't kruis en ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
1-8-1931
VG-pagina:
976
Ze heten Jan, en Klaas, en Ko, Hun burgernaam maakt hen verlegen, Die glimt en geurt u muffig tegen Gelijk ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
VG-pagina:
910
(‘Het is volbracht’) Er werd geen woord gesproken. Wij zaten bang verdoken Als vogelen in ‘t nest En plotsling dreunde ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
17-1-1932
VG-pagina:
929
Hij heeft zijn plaats genomen Terzijde van den gaard, Waar alle winden hem doorstroomen En alle zonlicht hem bezwaart. Zoo, ...
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
4/5-1-1931
VG-pagina:
945
Om 't voorhoofd onder 't kort gekroesd Haar klemt een breede gouden hoepel. Hij oliet 't stalen lichaam soepel, Houdt ...
verder lezen